Het is maar verf

Wat is nu eigenlijk het meest wezenlijke in de schilderkunst? Laatst drong die wat gewichtige maar onvermijdelijke vraag zich aan mij op. Het is geen puur theoretische kwestie, het antwoord heeft ook praktische betekenis. Gaat het vooral om de persoonlijke stijl? Of om de kunststroming (“zij schildert het liefst impressionistisch”)? Of draait het om het verhaal in het schilderij, de thematiek? Een ander zal vooral de enscenering en wat er is afgebeeld belangrijk vinden en daarin op zoek gaan naar de symboliek en de diepere betekenis. Is misschien de emotie die wordt uitgedrukt (inclusief de reactie die bij de toeschouwer wordt uitgelokt) de essentie, of het schilderen zelf als handeling en proces? Of bewonderen we, uiteindelijk, vooral de vaardigheid van de schilder (zoals het onmogelijk is om naar een eersteklas violist te kijken en luisteren zonder zijn of haar vaardigheid te ervaren)?

Toen ik al deze mogelijke antwoorden de revue liet passeren vond ik ze om de een of andere reden onbevredigend. Dat komt, vermoed ik, omdat ze te algemeen zijn: ze hebben betrekking op alle vormen van beeldende kunst. Ik zocht naar een antwoord dat juist het unieke van schilderen onder woorden zou brengen. En zo kwam er een formule bij me op, die het meest pakkend in het Engels kan worden uitgedrukt: the poetry is in the paint. (Het klinkt zo vertrouwd dat het vast al eens door iemand anders zo zal zijn gezegd).

“The poetry is in the paint”: een schilder probeert iets bijzonders uit te drukken met verf, maar ook in de verf. Juist het bespelen van de verf is uniek voor de schilderkunst – we zouden het nooit moeten vergeten. Zoals de beeldhouwer de steen of het brons tot leven wekt, zo doet de schilder dat met de verf. Het gaat hierbij niet om de verf als pure materie, maar juist om het moment waarop de verf, door de manier waarop ze wordt behandeld, boven zichzelf uitstijgt. Er gebeurt iets bijzonders in een schilderij zodra het lukt om de verf (inclusief kleur en structuur) te laten vibreren.

Fragment van De Loire en de Deugd

We zouden dit volledig kunnen toeschrijven aan het de virtuositeit van de schilder, die de verfmaterie zodanig weet te ‘manipuleren’ dat er iets unieks gebeurt. Maar ‘the poetry is in the paint’ betekent voor mij vooral ook het bevrijden van de vibratiekracht die in eersteklas verf besloten ligt. Aan de schilder de mooie taak om de zeggingskracht van de verf te ontketenen, waardoor deze plotseling een poëtische dimensie krijgt. Dankzij de schilder kan de verf zich manifesteren. Zoals de mooie klank al in de viool zit, terwijl er niettemin een talentvolle violist nodig is om deze kracht van het instrument hoorbaar te maken.

Natuurlijk kent iedereen wel voorbeelden waarin die ‘gewone’ verf ineens een magisch medium blijkt te kunnen zijn. Van de talloze kleurencombinaties die mogelijk zijn, zijn er sommige die een schilderij overtuigingskracht geven doordat er een bijzondere visuele spanningsbalans ontstaat. Een zachte overgang naar een schaduwkleur, de tegenstelling tussen warme en koele kleuren, of een vervloeiend overlopen van de ene grijstint in de andere, kan op een verrassende manier atmosfeer en diepgang aan een schilderij geven. Het zodanig moduleren van verschillende huidtinten dat de verf echte huid, echt vlees, lijkt te worden.

Iedereen kent ook wel de ervaring dat je geboeid voor een schilderij staat en je jezelf als het ware in je arm knijpt door tegen jezelf te zeggen: ‘het is maar verf’. Dat is waar – en tegelijk ook niet waar. Er is namelijk ook de poëtische gewaarwording, die dankzij de eindeloze mogelijkheden van de verf en de penseelstreek ontwaakt en die ook tot de realiteit van het schilderij behoort. De tastbaarheid van de verf en de ontastbaarheid van het poëtisch sentiment (of het imaginaire), als die twee mooi samenvallen hangt er ineens iets aan de wand dat aanwezig is, zich inprent in het geheugen en je gedachten verplaatst naar een andere plek, in of buiten het schilderij.