Mag een schilder tekenen?

Een van de dingen die ik al schilderend heb geleerd is hoe wezenlijk schilderen zich onderscheidt van tekenen. Dat was een belangrijke stap omdat ik ooit, vroeger, als tekenaar ben begonnen. Een schilder laat de verf het werk doen, dat dit kan is eigenlijk een luxe die de tekenaar, lijnen wevend en arcerend, niet heeft. Meestal worden mijn schilderijen er niet beter op wanneer ik een voorstelling heel precies, met kleine spitse penselen, al ‘tekenend’ en stukje bij beetje, aanbreng. Ik probeer dat dus te vermijden. De kracht van verf en kleur (en van de vegen en streken van penselen, kwasten, paletmessen of wat je ook maar wilt gebruiken) komt pas tot zijn recht door de voorstelling geleidelijk uit de verf te laten ontstaan. Dat kan door diverse lagen verf – die elkaar deels overlappen, een sediment vormen, of transparant door laten schijnen wat er onder zit – ‘beeldvormend’ te combineren. Of door de nog natte verf, al ‘boetserend’, net zo lang te bewerken totdat er ‘iets’ gebeurt en het beeld ineens uit de verf opdoemt.

Natuurlijk moet er geen taboe rusten op ‘tekenend schilderen’. Kijk bijvoorbeeld naar de beroemde Venus van Botticelli (1483) en je ziet dat het eigenlijk een grote gekleurde tekening is. En meestertekenaar Ingres zei zelfs dat schilderen voor driekwart uit (goed) tekenen bestaat. Maar als we Botticelli vergelijken met Rembrandts prachtige schilderij van Hendrikje badend in een stroom (1654), dan wordt meteen duidelijk hoe het pure schilderen zich onderscheidt: Rembrandt bouwt zijn Hendrikje en haar witte hemd op uit de olieverf. Daarmee is overigens niets ten nadele van Botticelli gezegd, het is vooral een verschil in techniek. Soms is het ook een verschil in benadering. Kijk naar Paul Klee en het wordt duidelijk dat zijn werk bijna altijd vanuit tekenen ontstaat. Klee is een prachtig voorbeeld van de creatieve kracht van de getekende lijn, die de kunstenaar naar andere werelden leidt. Tekenen, werken met lijn, heeft zo zijn voordelen.

Een van de kenmerken waardoor het modernisme in de schilderkunst zich onderscheidt van de tradities van vroegere tijden is de manier waarop de lijn, in het samenspel met kleurvlakken en vormen, een eigen vrije rol heeft gekregen. Het gaat dan niet om de onderdanige lijn zoals de strakke contour, maar om een ‘lyrische’ lijn met een eigen wil. Het is bijna onmogelijk om hierbij niet aan Matisse of Picasso te denken. Het kan ook gaan om een expressieve lijn met een geheel eigen aanwezigheid en uitdrukkingskracht. Bij Willem de Kooning en, recenter, bij Jenny Saville is dit goed te zien: twee mooie voorbeelden hoe lijn het schilderen kan versterken. Soms voegt de lijn hier het venijn toe, of laat de aftastende beweging zien van het zoeken naar de juiste vorm. Zo’n zoekende lijn maakt de vormen opener, en daardoor overtuigender.

Als schilder van nu vind ik het tekenwerk van hedendaagse illustratoren inspirerend. Ik noem als voorbeelden Jorge Gonzalez, Rebecca Dautremer, Kaatje Vermeire, Daniel Egnéus, Lorenzo Mattotti, Juliette Oberndorfer, Gabriel Pacheco, Cyril Croucher, Roc Riera Rojas, Karolis Strautniekas en Paco Giminez.

Het valt mij op met hoeveel vrijheid en fantasie hun tekeningen zijn gemaakt. Jaloersmakend. Een illustrator is weliswaar gebonden aan een onderwerp (het te illustreren thema van een boek, toneelvoorstelling of muziekopname), maar kijkend naar de resultaten blijkt dit de creativiteit eerder te stimuleren dan te remmen. Het helpt dat een illustratie bijna altijd verder gaat dan het uitbeelden van een van de standaardthema’s zoals we die uit de schilderkunst kennen: het landschap, het portret, het stilleven, de figuurstudie, het stadsgezicht. Wie Don Quichote illustreert – en dat kan – zit meteen al in een totaal andere dimensie. Een illustratie beeldt meestal een scène uit. Dat geldt vaak ook voor een affiche of boekomslag. In de scène ontmoeten beeldende kunst en literatuur elkaar.

Misschien zitten wij schilders soms nog teveel vast aan de klassieke thema’s die ik net noemde. Misschien is onze behoefte nog te groot om het te schilderen onderwerp recht voor onze neus te hebben. Wie echter, zoals het een illustrator kan overkomen, een scène uit (bijvoorbeeld) ‘De Kersentuin’ van Anton Tsjechov mag illustreren, moet uit een ander vaatje tappen. Een illustrator kan niet zonder een arsenaal van beelden in zijn of haar hoofd, waaruit geput kan worden. Hij of zij moet handen en gezichten, armen en benen, maar ook dieren en dingen, datgene kunnen laten uitdrukken en doen waar de scène om vraagt. Dan doet zich de vraag voor: hoe breng ik het sarcastische, of het dromerige, of het surrealistische van een boekscène over?  Maar ook: hoe teken ik een vrek, hoe een springende leeuw, een ophaalbrug, een galg of een omvallende barkruk? Dat die barkruk goed ‘lijkt’ of een mooie lichtval vertoont is dan niet genoeg: de illustrator moet in de vallende barkruk de dynamiek van het verhaal weten te pakken.

Voor een kunstschilder komt de vraag ‘hoe teken ik het?’ vaak vóór de vraag ‘hoe schilder ik het’? Een schets gaat vaak aan het schilderen vooraf. Elke ervaren schilder weet dat zo’n (getekende) schets een hulpmiddel is, een oefening van hand en oog. Maar zodra je daarna gaat schilderen, merk je dat je overstapt van lijn naar toets. De beweging van het penseel dat een toets aanbrengt is vaak zelfs tegengesteld aan de beweging tijdens het tekenen. Een stevige wenkbrauw, bijvoorbeeld, kun je snel tekenen of schetsen met gebogen horizontale lijnen, maar om diezelfde wenkbrauw te schilderen kun je beter kiezen voor enkele verticale toetsen met een plat penseel.

Het opmerkelijk fantasierijke werk van de illustratoren die ik noemde laat de kracht en de Schwung van de lijn zien en het belang van de grafische kwaliteit van een afbeelding. Want niet alleen de scène en het verhaal daarin moeten overtuigend worden weergegeven, de illustratie moet ook visueel en artistiek, als beeld, overtuigen. Van een goede illustratie kun je je soms, met half toegeknepen ogen, zo maar voorstellen dat het een wandvullend schilderij is. Maar soms geldt ook het omgekeerde: de nieuwe generatie figuratieve schilders lijkt de kunst van het ensceneren zo goed te beheersen dat je je zomaar kunt voorstellen dat sommige van hun schilderijen uit de kluiten gewassen illustraties zijn.

Toch laat de hedendaagse figuratieve schilderkunst ook een serieus probleem zien: heel wat schilders zijn besmet geraakt door het concept van het fotorealisme. Een fotorealistisch schilderij ‘lijkt’ tot in elk detail op een uiterst nauwgezet afgebeelde realiteit. Regelmatig – het moet worden toegegeven – zijn de resultaten indrukwekkend. Wat bij deze manier van schilderen echter verloren gaat (behalve de vrijheid van het schilderen zelf) is het tekenen. Dat is een groot verlies, zo groot dat alle realistische precisie daar niet tegenop weegt. Fotorealistische schilders zijn doodsbenauwd om inaccuraat te zijn. Nee, op een foutje kun je ze niet betrappen, elk haartje zit precies op de goede plaats en heeft zelfs zijn eigen licht en schaduw! Vaak komen fotorealistische schilderijen tot stand door een foto van de te schilderen afbeelding op precies de juiste schaal te projecteren op het doek en vervolgens, met een raster, alles exact op het doek te copiëren. Wat zo verloren gaat is de tekenende hand, die in de vrijheid van de tekenbeweging tastend haar weg zoekt naar de vorm en de lijn die het oog voor zich ziet.

Ik weet nog dat ik als kind, wanneer ik mijn toevlucht zocht tot ‘overtrekken’, steeds het nare gevoel hield dat ik vals speelde. Intuïtief weet je: overtrekken is geen tekenen. Overtrekken is trouwens ook geen schilderen, om dezelfde reden. Als de kunstenaar het niet meer aandurft om, wat hij of zij ziet, zelf (dus zelfstandig) al tekenend en schilderend te interpreteren en opnieuw vorm te geven, is de kunst verloren gegaan. Een tekening, zelfs van de grote Ingres, kent imperfecties en is niet honderd procent accuraat. Juist uit die imperfecties is de visie en de stijl van de kunstenaar opgebouwd, zoals het besef dat een echte tekening ook kan mislukken de waarde ervan bepaalt.

Het is tijd om onze beginvraag om te keren: mag een schilder niet tekenen?